Terug naaar Tijdmachine

1644

Grafschennis

Sinds 1613 bestaat er naast de katholieke parochie een gereformeerde gemeente. Deze heeft een eigen kerk, maar men begraaft zijn doden op het oude kerkhof rondom de Sint-Jan. In 1644 vraagt de gereformeerde kerkenraad aan Den Haag of zij een eigen kerkhof mogen aanleggen. Boosaardige katholieken hebben namelijk het graf van predikant Radaeus en zijn vrouw verstoord. Zij hebben de lijken opgegraven, in stukken gestampt en weggegooid. De ‘papisten’ (van ‘papa’, wat paus betekent) dreigen ook de pas gebouwde kerk van de gereformeerden te vernielen. Vier jaar later, na de vrede van 1648, worden de bordjes radicaal verhangen. De gereformeerden krijgen van de staat de Sint-Jan in gebruik, het katholieke geloof wordt verboden en de katholieken moeten voortaan in boerenschuren naar de kerk. Katholieken en protestanten blijven hun doden op het oude kerkhof begraven. Na de dood zijn zij weer een.